Insolventierecht

Faillissement is een rechtsfiguur uit het insolventierecht. Een schuldenaar die ten minste twee schuldeisers heeft en is opgehouden te betalen, kan in staat van faillissement worden verklaard op grond van de Faillissementswet uit 1893. De schuldenaar is dan failliet en wordt de gefailleerde of de failliet genoemd. Het faillissement werd door de regering (in lijn met het ontwerp van Willem Molengraaff) gezien als “een gerechtelijk beslag op het gehele vermogen des schuldenaars ten behoeve zijner gezamenlijke schuldeisers”. Hieruit volgt het beoogde doel van het faillissement: het te gelde maken (“executeren”) van het vermogen van de failliet, om uit de opbrengst daarvan zijn gezamenlijke schuldeisers te voldoen. In Nederland leidt een faillissement echter slechts in 6% van de gevallen tot enige uitkering aan de gewone schuldeisers. Rechtspersonen, natuurlijke personen en nalatenschappen kunnen in staat van faillissement worden verklaard. In Nederland kan een faillietverklaring op vier manieren tot stand komen

  • Eigen aangifte
  • Op verzoek van schuldeisers
  • Het Openbaar Ministerie
  • De rechtbank
  • De faillietverklaring wordt uitgesproken door de rechtbank. Indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, dient de griffie van de rechtbank deze persoon er altijd op te wijzen dat hij een beroep kan doen op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Het voordeel van de Wsnp is de mogelijke toekenning van een zogeheten ‘schone lei’. Daarmee worden de schulden van de natuurlijke persoon ‘weggestreept’. Dit gebeurt niet in een faillissement. De schulden die een natuurlijk persoon heeft blijven, voor zover ze in het faillissement niet worden voldaan, gewoon bestaan. Bij het uitspreken van het faillissement wordt een curator aangesteld en een rechter-commissaris (R-C) benoemd. De rechter-commissaris houdt toezicht op de curator, en ziet er tevens op toe dat de belangen van de schuldeisers en failliet zo veel mogelijk worden gerespecteerd.